Van Murchison naar Mount Cook

4 mei 2016 - Ashburton, Nieuw-Zeeland

Maandag 18 april
Rond een uurtje of half elf verlieten we de camping. Prima tijd, dachten we. Echter bleek de eigenaar daar iets anders over te denken. ‘When do you leave?’ ‘We leave now.’ ‘It’s late!’ Uhh sorry. Moesten we voor een bepaalde tijd weg zijn dan? Geen idee. We wilden vandaag een behoorlijk stukje rijden. Naar Greymouth. De route vanaf Westport tot Greymouth wordt de ‘Great Coast Road’ genoemd en zou volgens een Duitse buurman nog mooier zijn dan de ‘Great Ocean Road’ in Australië. Een kleine bijkomstigheid: er is hier niet één benzinestation te vinden. Onze tank werd dus in Westport tot de nok toe gevuld door een benzinetankmevrouw. Daarbij verplaatste ze de slang steeds een stukje waardoor hij niet meer ín de tank hing en er dus nog een beetje bij kon. Heel apart. Gelukkig was de benzine verder niet duur ofso (wel!). De route bleek inderdaad prachtig. Aan de ene kant van de weg vond je tropisch regenwoud inclusief palmbomen terwijl er aan de andere kant zee, rotsen en strand te zien was. Deze landschappen werden afgewisseld met groene vlaktes vol herten, schapen en koeien. Of de route mooier was dan die in Australië is de vraag, maar hij verdiend zeker een plaatsje op de lijst van mooiste routes ter wereld. In Punanaki bekeken we de ‘Pancake Rocks’ en de ‘Blowholes’. Vooral de Blowholes waren spectaculair. Hier beseften we weer hoe krachtig water wel niet is. Hele rotsen worden door het water uitgesleten waardoor deze Blowholes ontstaan. Het laatste stukje reden we richting camping Goldsborough, waar we vannacht overnachten. Aan het einde van de middag is de maan steeds al goed te zien. Ook merk je dat het vanaf de zonsondergang in een snel tempo afkoelt. Lang leve onze vliegtuigdekentjes!

Tip van de dag: als je maar lang genoeg naar een bruine vogel kijkt, gaat hij vanzelf op een Kiwi lijken.

Dinsdag 19 april
Deze dag bracht ons van Goldsborough naar Franz Josef Glacier. Een gehucht 150 km verderop dat bekend staat om z’n gletsjer. Een klein eindje verder, in Fox Glacier, heb je nog zo’ gletsjer. En dan is er nog een derde iets minder bekende. Niet heel verassend dat bussen en helikopters af en aan rijden en vliegen met kuddes toeristen. En ja, wij doen daar ook aan mee. De autorit was weer prachtig. Het wordt bijna eentonig. Aangekomen in Franz Josef besloten we (na een gebakken eitje verorberd te hebben) eerst de valleywalk maar eens te doen. De wandeling brengt je tot 200 meter voor de voet van de gletsjer. Een leuke tocht er naartoe en een mooi zicht op de gletsjer. Het landschap verandert in de loop der jaren doordat het warmer wordt en de sneeuw dus eerder smelt. Omdat het nu herfst is, liggen de rivieren droog en komt de gletsjer niet laag. Dit landschap zal er in de lente en zomer heel anders uitzien. Er zijn allerlei mogelijkheden om toeristen hier los te laten gaan: met helikoptervlucht, hiken op de gletsjer, overnachten in een hut enz enz. Echter kosten deze tours bakken met geld. We vroegen ons af of de trip het geld echt waard is. Want is het echt zo bijzonder om op ijs te lopen? Anderzijds: we komen hier misschien nooit meer en een helikoptervlucht over een gletsjer hebben we ook nog nooit gemaakt. Terwijl we hetzelfde pad terug liepen berekenden we onze mogelijkheden op financieel gebied en discussieerden we over de voors en tegens. We besloten langs het YHA te rijden hopende op onafhankelijk, doorslaggevend advies. Dit kregen we. We besloten toch met een tour mee te gaan. Eentje waarbij je met een helikopter wordt afgezet op de gletsjer en je 3 uur door het ijs mag ploeteren o.l.v. een gids. De prijs was zelfs nog een beetje lager dan gedacht. Helaas is morgen al volgeboekt waardoor we onze planning wat hebben aangepast en nu donderdag gaan. Hebben we morgen nog de tijd om de valleywalk in Fox Glacier te maken. Op de camping kwamen we onze hippiebuurvrouw van de vorige camping tegen. De wereld is klein.

Tip van de dag: kom niet in Sebas z’n buurt als hij op sandfly jacht is. Je bent je leven niet zeker.

Woensdag 20 april
Vandaag eerst maar eens beginnen met het vermelden van een vergeten feitje: gisteren waren wij 12 weken op reis. Oftewel: we zijn op de helft (niet dat we al een terugvlucht hebben geboekt, maar er vanuit gaande dat we begin van de zomervakantie toch een keer terug zullen moeten)! Ontzettend cliché, maar echt: de tijd vliegt voorbij! De eerste weken waren we ons nog bewust van het aantal dagen en weken dat we al op reis waren en het aantal dat we nog te gaan hadden. Ook moet je in het begin even in een flow zien te komen. Dan gaat de tijd voor je gevoel nog niet zo snel. Wanneer je deze flow echter bereikt hebt en je tijdsbesef afneemt gaat het dus snel. Te snel!
Goed, de Fox Glacier dus vandaag. Twintig kilometer van Franz Josef verwijderd. Dit bleken twintig hele bochtige, steile kilometers. Als je al een beetje last hebt van wagenziekte, dan hier zeker. Dit soort tochtjes duren net wat langer dan wanneer je met 130 over de snelweg kunt scheuren. In tegenstelling tot de Franz Josef Glacier was de Fox Glacier onderweg nauwelijks te zien. Hij blijkt dan ook een stuk vlakker te zijn. Het pad naar de gletsjer toe leek erg op het pad van gisteren. Ook het zicht op de gletsjer deed ons erg aan de gletsjer van gisteren denken. Even twijfelden we of we niet met z’n allen voor de gek gehouden worden en er gewoon maar 1 gletsjer is met 2 paden er naartoe van verschillende kanten op de berg met verschillende benamingen. Naar mate we de gletsjer naderden, werd het tegendeel bewezen. Deze, de Fox Glacier, oogt een stuk minder spectaculair doordat hij minder steil is, en een stuk bruiner door al het gesteente en gruis dat op het ijs ligt. Ook zijn hele stukken ijs weggesmolten. Blijkbaar zijn de rotsen aan deze kant van de berg een stuk minder sterk. De Franz Josef is dus ons favoriet. Omdat het nog redelijk vroeg was, reden we de rest van de middag een beetje door Franz Josef heen. Wat info vergaren hier, wat wifi gebruiken daar. Tegen de tijd dat we het wel zo’n beetje hadden gezien was het tijd om naar de camping te gaan. Dezelfde als gisteren. Voor de eerste keer slapen we twee nachten op dezelfde camping. Ons welkomstcomité bestond uit tachtigduizend sandflies. Gezellig.

Tip van de dag: je kunt blazen, slaan, gillen. Gelijk dood knijpen werkt het beste.

Donderdag 21 april
Vroeg uit de veren vandaag voor onze trip op de gletsjer. Om half 7 was het al een beetje licht buiten en ook was het niet zo koud te zijn. Veelbelovend voor de rest van de dag. Net voordat we op het punt stonden om te vertrekken, kwamen we er achter dat het Duitse meisje dat we eerder in de outback hebben ontmoet en later in Brisbane nogmaals zijn tegen gekomen ook hier op de camping stond. We wisselden snel wat verhalen en tips uit waarna we richting Franz Josef reden. Een instructiepraatje en kledingwissel volgden. Ingepakt in regenjas en -broek, wanten, muts, enorme schoenen en warme sokken werden we afhankelijk van ons gewicht verdeeld over helikopter 1 en 2. Een korte, maar supervette vlucht volgde. Voor Lotte de eerste keer wat het extra leuk maakte. Sebas heeft het Schouwse platteland al eens van bovenaf bewonderd. We vlogen over het wandelpad waarover we eergisteren hebben gelopen en landden gewoon op het ijs, midden op de gletsjer. Dat alleen al was best spectaculair. Vanaf dat moment werden de ijzers, ‘clappons’ (of zoiets) genaamd erg belangrijk. Zonder deze scherpe punten onder je schoenen heb je geen houvast in het ijs. Ken je de onderbind schaatsjes van ‘vroeger’ nog? Dat idee. Een Nordic walking stok maakte het beeld helemaal compleet. We liepen op en door de gletsjer. We passeerden enorme ijsbergen, liepen door spleten, klommen en daalden af, zagen een enorm snelle ‘rivier’ en Sebas kroop nog een stukje door het ijs. De gids vertelde regelmatig wat leuke feitjes en weetjes. We werden zelfs nog getuige van het feit dat het ijs van de gletsjer in z’n geheel per dag een meter naar beneden schuift. Zo hoorden we 3 keer een zwaar rommelend geluid waarna een ijspartij de berg afrolde. Het geluid had wat weg van instortende gebouwen. Zoals het bij een aardbeving kan klinken. Zo had Lotte de schrik de eerste keer dat we dit hoorden even goed te pakken. Na een bevestiging van de gids te hebben gekregen dat dit normaal was en dat het veilig was wat we aan het doen waren, konden we met een veel geruster hart verder. In het ijs zitten regelmatig licht blauwe stukken. Uit deze stukken wordt de lucht geperst, waardoor ze blauw van kleur worden. Dit zijn vooral de stukken die onderin het ijs te vinden zijn doordat de gletsjer steeds wordt aangevuld met nieuwe lagen ijs. De enorme ijsbergen of -punten ontstaan op de plekken waar horizontale en verticale spleten zich kruisen. Best een interessante proces, zo’n gletsjer. Na 3 uur door het ijs te hebben geploeterd keerden we weer per helikopter terug naar de beginbasis gebracht. Lotte mocht dit keer voorin zitten. Super vet. De piloot liet ons nog even kennis maken met het skydivegevoel door de helikopter onverwachts een stuk naar beneden te laten zakken. Sebas z’n twijfel over de skydive werd hierdoor juist een ‘ik ga het doen!’ terwijl Lotte haar ‘ik ga het doen!’ juist in twijfel werd gebracht. Gelukkig hebben we nog een dag of 2 voor we moeten beslissen. We ontspanden nog even in de hotpools voor we de auto weer in gingen. Aan het einde van de middag reden we alvast een stuk richting Wanaka, het dorp waar we morgen willen overnachten. Op de camping, Lake Paringa, was een sandflyplaag gaande. Blijkbaar wordt dit hoe zuidelijker we gaan, hoe erger. Op dit moment zijn we (eigenlijk vooral Sebas) dus op jacht. Het hele plafond van de campervan zit al onder de bloedsporen.

Tip van de dag: een digeridoo ziet er gaaf uit, maar klinkt voor geen meter. Ook niet wanneer de hippiebuurvrouw (inderdaad, dezelfde) hem bespeelt.

Vrijdag 22 april
Met Wanaka als eindbestemming, reden we niet al te laat van de camping waar de sandflies zich alweer hadden gemeld. Biezen pakken en gaan dus. Met 188 km ‘straight’ op de TomTom vlogen we over de weg. Veel van de wegen die we vandaag bereden bestonden eens niet uit duizenden haarspeldbochten en steile stukkies. Dat (rechtdoor) rijden ging dus best lekker. Begin van de middag bereikten we Wanaka, een dorp met zo’n 3000 inwoners, wat gezellige barretjes, winkels en een enorm park. En dat, allemaal gelegen tussen een paar prachtige bergen. Het blijkt overigens ‘Anzac weekend’ te zijn ter herdenking aan de militairen uit Australië en Nieuw-Zeeland. Qua drukte een soort Paasweekend. Gezellig. We trakteerden onszelf op een heerlijk broodje, soms ben je daar gewoon even heel hard aan toe, deden wat boodschappen en bezochten het YHA. En jawel, het gaat er echt van komen… maandag gaan we skydiven! Aaaaah! Super eng maar waarschijnlijk ook super vet. En tja, nu we er toch zijn mag je dit natuurlijk niet laten schieten. Bekomen van dit heugelijke moment, dwarrelden we wat door het dorp. Aan het einde van de middag zochten we onze camping op in Albert Town, een mini dorpje iets van Wanaka verwijderd. We genoten van een rijstmaaltijd en een bakje yoghurt. Verrukkelijk. Dat was best lang geleden.

Tip van de dag: skydiving is on#YOLO

Zaterdag 23 april
Voor de trage opstart vandaag geven we de schuld aan Sebas z’n hoofdpijn. Niet leuk. Tegen een uurtje of 12 besloten we toch maar wat te ondernemen. Afleiding werkt soms het beste. Ons plan, om de ‘Rob Roy Valley Track’ te gaan lopen, iets van Wanaka vandaan, kreeg een iets andere wending. Het beginpunt van deze walk bleek 45 km verder te beginnen dan we hadden gedacht. Zoals deze route was, hadden we hem nog niet gehad. Heel veel prachtig gekleurde bomen: geel, oranje, rood en bruin. Je merkt daaraan echt dat de herfst hier in volle gang is. Vergelijkbaar met eind oktober in Nederland. Verder reden we langs én door heel veel vee: koeien, stieren, buffels, schapen, herten noem maar op. Ook waren de gravelwegen weer ruim vertegenwoordigd. En, geheel nieuw voor ons: ‘forden’. Wat? Forden. Waterplassen waar je gewoon met je auto doorheen kunt scheuren. Fantastisch. De track was weer prachtig. De stukjes langs de ravijnen met rivieren soms een beetje tricky, maar wel mooi. Onze conditie werd onverwachts weer op de proef gesteld, ook al was het volgens het informatiebord maar een ‘easy walk’. Na het eerste lookout punt (dat ons liet uitkijken op de Rob Roy Glacier) bereikt te hebben, moesten we terug om voor het donker op de camping te zijn. Helaas. Doordat we te laat gestart waren voor de gehele route van 10 km (stomme hoofdpijn), is het er dus één van 8 km geworden. ’s Avonds aten we veel te hete tandori noodles en genoten we van een kopje warme chocomel. We hebben hier nog net onze wanten niet aan.

Tip van de dag: hoe betreed je een ford? Gassen, gewoon gassen. Wel handig om voor het ford even af te remmen.

Zondag 24 april
Behalve door sandflies, worden we ook geterroriseerd door muggen. Ze blijken het vooral op onze handen gemunt te hebben, ’s nachts, als je je niet kunt verdedigen. Heel gemeen! Omdat we vandaag enkel naar Queenstown (117 km verderop) zouden rijden konden we het een beetje rustig aan doen. We gaven de binnenkant van ons scheurijzer een poetsbeurt, wat helemaal niet nodig was (oeps). Alle watervoorraden werden weer aangevuld en dit keer werden zelfs de haartjes gekamd. Begin van de middag reden we naar Queenstown. Voor het eerst niet zo’n spectaculaire route. Dat kan hier dus blijkbaar toch ook. Aangekomen in Queenstown deden we een rondje door de stad. Queenstown ademt toerisme. Souvenirshops, terrasjes, drukte. We checkten alvast even de plek waar we morgen worden verwacht voor de skydive (aaaah! Morgen al?!) en verwonderden onszelf over het feit dat er bij Fergburger inderdaad een rij van zo’n 20 meter de straat op staat. Als je in Queenstown bent, moet je een Fergburger gegeten hebben, zo blijkt. En eigenlijk ook iets van de Ferg Bakery. Laten we onszelf dan morgen na de skydive maar trakteren op zo’n burger. Hebben we iets om naar uit te kijken als we in de lucht hangen. De camping, in Queenstown Glenorchy, ligt naast een lake en is prima. Jammer dat het zo koud en bewolkt is. Verder beginnen de zenuwen voor morgen al een beetje op te spelen. ‘Waarom willen we dit ook alweer?’ Op tijd slapen maar. Dan zijn we er morgen misschien wel helemaal klaar voor.

Tip van de dag: plassen op een campingwc in de herfst in Nieuw-Zeeland is heel verfrissend. Je voelt de wind gewoon van onder de boel schoon blazen. Ideaal.

Maandag 25 april
Het is zover! Vandaag is de dag. Met nog best een goede nacht achter de rug, beginnen we de dag vol goede moed en met al wat kleine kriebels. Want de lucht oogt helder. De wind lijkt oké en de temperatuur is te overleven. We zorgen dat we ruim op tijd bij het ‘N-zone’ kantoor zijn. Te vroeg zelfs, waardoor we nog even tijd hebben voor een koffie en theetje van de Fergbaker. Om 12 uur melden we ons opnieuw. We betalen (gelijk een rib minder) en vullen een formulier in wat we vervolgens ondertekenen. ‘Ja, dit willen we echt zelf en ja, we zullen alle instructies braaf volgen.’ Inmiddels zaten we met een groep van zo’n 12 man naar een filmpje (van al gesprongen kandidaten) te kijken waarna we naar een instructiepraatje luisterden van één van de N-zone mensen. De adrenaline was al goed voelbaar en je merkte aan de groep dat de spanning aan het opbouwen was. Het punt van ‘jezelf overgeven’ hadden we bijna bereikt toen een collega even iets kwam melden. De boodschap bleek vervolgens helder: ‘sorry guys, de wind is de afgelopen 10 minuten hevig toegenomen waardoor we alle sprongen voor de rest van de dag moeten cancelen.’ Nee! Niet nu! Na deze boodschap in enkele seconden verwerkt te hebben, moest er gelijk een beslissing genomen worden: niet springen en geld terug of sprong verzetten naar een andere dag. We kozen voor het laatste, maar toen bleek de dag van morgen al helemaal vol te zitten en was er woensdag eind van de ochtend pas weer plek. Helaas voor ons te laat. Dan zijn we in Te Anau. We hopen nu maar op een sprong in de buurt van Christchurch. Onze 2e, maar ook laatste kans. We wilden onszelf niet ook de Fergburger onthouden waar we ons al de hele ochtend op hadden verheugd, dus die hebben we gewoon genomen. Met friet. Lekker puh. Het was de 45 minuten in de rij staan waard. Definitely. Onze magen zijn wel wat gekrompen, zo bleek. Sebas had zo waar moeite met een dubbele. Heel gek. Morgen willen we nog mountainbiken in Queenstown, voordat we deze adrenalinestad verlaten. We slapen nog een nachtje op de 12 Miles Delta camping vannacht, waar het om half 7 echt al pikkedonker is!

Tip van de dag: opzoek naar een goede burger? De ‘bietburger’ is de ‘Ferg’ van Nederland.

Dinsdag 26 april
Vandaag zoals gepland mountainbiken. Kunnen we zeggen dat we hebben gefietst in Nieuw-Zeeland. De omgeving geeft 2 keuzes: fietsen op de openbare autoweg of mountainbiken in de bergen. Omdat we niet echt zin hadden in een zware mountainbiketrail, besloten we voor de weg te kiezen. Dit is niet te vergelijken met fietsen in Nederland. Aangezien hier niets vlak is en ze het woord ‘fietspaden’ niet kennen. We stuitten op een trail die bestond uit een combi van een gravelachtige weg langs de kust/een stukje door de bergen en stukken over de autoweg. Eigenlijk best een leuk tochtje van zo’n 20 km voor een uurtje of 2. Begin van de middag lunchten we met een lekkere pie van de Fergbaker, want die hadden we nog niet geprobeerd. Daarna vervolgden we onze weg richting Te Anau. Een dorp zo’n 180 km verderop vanaf waar er meerdere opties mogelijk zijn voor mooie wandeltochten. Dat staat dus voor morgen op de planning. We genoten van een douche, een keuken en de laundry. En vooral ook van een plek om te kunnen chillen ’s avonds. Niet al om half 7 in de camper zitten. Best fijn. En eindelijk konden we onze al veel eerder gekochte aardappelen om toveren door een prachtmaal dat door chinezen op de foto werd gezet. Het was nog net geen selfie, waar zij echt specialist in zijn.

Tip van de dag: was droogt niet in een droger op een camping. Tenzij je het veel te heet en lang droogt. Echter herken je je shirts nauwelijks terug (als je ze überhaupt nog ziet).

Woensdag 27 april
Gefeliciteerd Willem! We proosten op u zonder bier en oranje tompouces, maar met een kop thee en weetbix.
Naast iet wat te kleine shirts, hebben we vooral ook heel veel natte shirts, onderbroeken en sokken. De hele nacht en dag heeft de auto dus volgehangen met was. Echter werkte dit voor geen meter, waardoor we genoodzaakt waren de blazer erop te zetten. Hoppa, drogen met die geit! Ondertussen reden we van Te Anau in noordelijke richting naar carpark ‘The Divide’ vanwaar we een 3 uur durende tocht zouden lopen. Maar eerst maakten we een tussenstop bij ‘Mirror Lakes’. De naam zegt het al: een meer dat de omgeving (bergen, wat anders) in het water spiegelt. Heel grappig. Aangekomen op het carpark hesen we onszelf in onze iets minder natte kleding. Sebas grapte nog: ‘ als je een GO PRO vindt bovenop de berg, moet je ’t ff zeggen.’ De tocht begon redelijk vlak, door gewoon bos en regenwoud, langs de rand van de berg. Al snel veranderde de weg in een steiler pad met veel los liggende stenen. Na ongeveer 45 minuten gelopen te hebben, begon de klim naar de top van de berg: ‘Key summit’. Met nog wat vermoeide benen van het mountainbiken van gisteren bereikten we de top op 919 meter hoogte. Een prachtig uitzicht op de valley en Mount Christina met haar besneeuwde top. Toch een klimmetje van zo’n 400 meter aangezien het carpark al 500 meter hoog ligt. En ja hoor, daar lag hij: een GO PRO van een verstrooide Australiër. Later toch maar even naar het nummer op het briefje dat in de informatiehut beneden lag bellen. Op de top liepen we nog een ‘nature board walk’ waar we kennis maakten met weer een heel ander soort bos. Eigenlijk was alles begroeid met bruin mos. De terugweg bevestigde hoe steil sommige stukjes waren. We moesten namelijk behoorlijk afremmen. Omdat we op het carpark zelf geen bereik hadden, besloten we vast richting camping ‘Henry Creek’ te rijden. Een camping langs de weg zo’n 25 km van Te Anau verwijderd met een heeeeel smerige wc, sandflies en muggen. Hoera. Morgen maar opnieuw naar de Australiër proberen te bellen.

Tip van de dag: soms is het echt beter je neus even tijdelijk uit te schakelen.

Donderdag 28 april
Het doel van deze dag werd de ‘South Scenic Route’ rijden. Een route die in Queenstown begint en via Invercargill naar Dunedin loopt. Wij begonnen op de camping, iets boven Te Anau, en eindigden iets voor Invercargill. Zouden we vandaag alles met ‘iets’ doen? Eerst gaven we de gevonden GOPRO nog even af bij de ‘i Site’ in Te Anau (dat later helemaal niet de ‘i Site’ blijkt te zijn. Whatever.) waarvan we hem via de mail en sms op de hoogte hebben gebracht, aangezien de GOPRO-kwijtraker geen gehoor gaf. Dan maar zo. Wij hebben ons best in ieder geval voor hem gedaan, de rest is aan hem. Met weer een volle tank reden we zuidwaarts. Onderweg kwamen we door vele dorpjes die vaak iets boerenlandachtigs uitstralen. Heel gek, zo tussen al die weilanden met vee. We maakten een tussenstop ergens in een gehucht om lekker in het zonnetje te lunchen. Dat we vervolgens de kust naderden, werd duidelijk door de harde wind die er stond. Hele bomenpartijen groeien hierdoor scheef, een heel maf gezicht. Later stopten we nog een aantal keer bij Gemstone Beach, Monkey Island en Colac Bay. De eerste en de laatste stranden zijn geschikt om te surfen. Iets wat we in Nieuw-Zeeland nog niet heel veel zijn tegen gekomen. Monkey Island kun je alleen bereiken wanneer het eb is. Dit was het helaas niet. Al rijdende concludeerden we dat we vandaag op het meest zuidelijke punt zijn waar we tot nu toe ooit zijn geweest. Alleen Antartica en misschien de onderste punt van Zuid-Amerika liggen nog zuidelijker. In Invercargill deden we wat boodschappen waarna we een stukje terug reden naar een (gratis!) camping in Thornbury. Hier konden we weliswaar nog een tijdje buiten zittend van het zonnetje genieten. En daar was zelfs de 3e zonsondergangmaaltijd. Awesome!

Tip van de dag: wortel. Lekker als tussendoortje en vullend voor door de avondmaaltijd. En best goedkoop.

Vrijdag 29 april
Aan ons ochtendritueel kwam deze morgen abrupt een einde toen we bezoek kregen van Mister Mousse. Jawel, een muis. In de auto, vrolijk trippelend over de deurrand. Lotte was in alle staten, Sebas z’n mannelijke jagersinstinct nam de overhand. De hele, maar dan ook echt de hele auto werd uitgekamd. Ieder hoekje, gaatje en richeltje werd gecheckt. Mister Mouse was gone. Fijn, maar ook weer niet. Want wat als hij zich toch ergens heeft verborgen en tijdens het rijden weer vrolijk gedag komt zeggen? Of, wat als hij is geplet en nu ergens dood ligt te stinken? Alle scenario’s passeerden de revue. Conclusie: Sebas rijdt vandaag (anders zijn we ons leven niet zeker) en Lotte vormt het observatieteam. We arriveerden in Invercargill. Nog steeds kwam het met bakken uit de hemel. (Ja, alsof de ochtend niet al vervelend genoeg begon regende het ook nog eens de hele ochtend). We strandden bij de MacD voor een bakkie leut en waagden ons vervolgens het centrum in. Invercargill is (ongeveer) de 4 na grootste stad van Nieuw-Zeeland. Je hebt er winkels en winkels. Verder eigenlijk niet veel bijzonders. Nergens was er iets van gezelligheid te bespeuren. Misschien dat het lag aan de vervelende start, aan het weer of aan ons humeur… maar wij vinden Invercargill niks. Na 2 uurtjes reden we het laatste stuk van de ‘South Scenic Route’, met als eindpunt ‘Roaring Bay’ waar we Yellow Eye Penguins wilden spotten. Dit bleek nog best een hele rit. Eind van de middag kwamen we aan, waarna we ons naar het uitkijkpunt snelden. Waarschijnlijk hadden we ‘het aan land gaan moment’ net gemist, want we spotten 2 pinguïns, al waggelend in de struiken. En dat was het dan. Omdat we nog best een stukje terug door het bos moesten rijden naar onze camping in Tanwanui, wilden we dit eigenlijk voor het donker gedaan hebben. Met was extra gas op de planken werd dit doel behaald. De sterrenhemel ’s nachts was adembenemend. We maakten een ‘mindphoto’ van de Melkweg en het Zuiderkruis.

Tip van de dag: een volle tank is handig. Helemaal wanneer je in the middle of nowhere rijdt. Zowel met benzine als met water. Driemaal is scheepsrecht?

Zaterdag 30 april
Het is dat onze auto niet van glas is, anders zou je toch zweren dat we wakker werden in het Sprookjesbos. Wat een prachtige morgen. Tegen elven waren we klaar voor de ‘Catlins River Track’. We kozen voor de 12 kilometer lange loop. 6 kilometer ploegen door regenwoud. Een prachtige wandeling, maar o zo vervelend om te lopen. Wortels, gladde stenen, afstapjes en met mos begroeiende stenen. Dit was veruit het meest onbegaanbare pad tot nu toe. Desalniettemin genoten we van de natuur. Na 6 kilometer keerden we via een gravelweg weer terug. Een contrast met de heenweg, maar even heel fijn voor de beentjes. Begin van de middag reden we naar Brighton, een dorpje net voor Dunedin. Hier overnachten we op een carpark. Gratis. We zijn duidelijk niet de enige en genieten van de doortrek wc, de spiegel, het handzeep, en de gootsteen. Wat een luxe. Alles is weer schoon (wijzelf niet meegerekend) en de watervoorraad is weer aangevuld. Wat zullen wij vannacht lekker slapen. Kleine aantekening: beter hoeven we er vannacht niet opeens uit, want we staan helemaal ingeparkeerd. Gezellig.

Tip van de dag: pasta met risotto en spinazie. Een streling voor de tong.

Zondag 1 mei
De dag kwam wat mistig op gang. Rond half 11 reden we Dunedin binnen. Voor ons wat aan de vroege kant. Dit vond de stad zelf ook. Alles sliep nog op deze zondagmorgen. In tegenstelling tot Invercargill straalt deze stad wel veel meer gezelligheid uit. Na wat door de stad te hebben geslenterd, besloten we de middag in de bioscoop door te brengen. Junglebook. Zeker de moeite waard. Eind van de middag reden we zo’n 120 km naar de camping in Oamaru. Of nouja, meer een betaald geasfalteerd carpark met keuken en douche. Kunnen we er weer een weekje tegenaan. Onze laatste week ook in Nieuw-Zeeland, want volgende week maandag zitten we in het vliegtuig naar Bangkok. We kijken er naar uit, maar genieten deze laatste week dus ook nog even extra van deze prachtige omgeving en ons campingbestaan.

Tip van de dag: om naar pinguïns te mogen kijken in Oamaru (onze 2e poging), moet je betalen. Echt heel stom. We gaan wel weer een keer naar Blijdorp als we thuis zijn.

Maandag 2 mei
We ontbeten op een stoel aan een tafel in de keuken en kookten thee in een waterkoker. Ideaal. Voor we begonnen aan onze tocht waarbij we ongeveer het hele Zuidereiland dwars oversteken, brachten we nog even een bezoekje aan Oamaru, dat getekend wordt door de ‘Steampunk’. Deze stijl is gebaseerd op de stoommachine industrie uit Victoriaans Engeland. Zoals wij zouden kunnen zeggen: ‘de industriële look’. Straatjes, huizen, schuren, meubilair, machines, vervoersmiddelen. Je waant je even in de negentiende eeuw. We vervolgden onze weg naar het westen, Mt. Cook. Gek dat we hier eigenlijk al geweest zijn, maar dan aan de andere kant van de berg. Franz Josef en Fox Glacier liggen hemelsbreed namelijk helemaal niet ver van Mt. Cook verwijderd, maar doordat het wegennet hier zeer beperkt is door al die bergen (je kunt zeg maar niet over een berg heen. Dan moet je er een heel rondje omheen maken), is het logischer om Mt. Cook vanaf het oosten mee te pakken als je toch een rondje over het eiland doet. Afijn. De rit was een beetje saai. Lange stukken zonder spectaculaire gebeurtenissen of omstandigheden en weinig ander verkeer. Naar mate we Mt. Cook naderden, begon het weer steeds slechter te worden. Een dikke laag mist en enorm veel regen kwam ons tegemoet. Zo erg zelfs dat we die hele Cook niet eens hebben zien liggen. We maakten een stop bij het Infocentrum in Mt. Cook village en vulden onze tijd met het bekijken van een documentaire over de Southern Alps, want: het regende nog steeds. De rest van de middag/avond was geen kamperen meer, maar creperen (Ja. Iedereen die niet van kamperen houdt en altijd roept niet te willen creperen, dit is écht creperen.) Dubbelgevouwen vast zitten tussen de passagiersstoel en het plafond, koken in de auto, zitten op nat geregende kussens, lezen in het donker. We begonnen het kamperen eigenlijk al een beetje zat te raken, nu helemaal! We duimen dat het morgen droog is zodat we gewoon kunnen hiken en niet nog een hele dag opgesloten in de camper hoeven te liggen. Dan kunnen we echt zalf gaan kopen tegen doorligplekken.

Tip van de dag: klagen lucht op. (Maar om misverstanden te voorkomen: het is hier nog steeds iedere dag genieten en we beseffen zeker dat we bevoorrecht zijn rond te mogen crossen door Nieuw-Zeeland).

Dinsdag 3 mei
We hebben de nacht overleefd! Soms leek het erop dat de regen door het dak heen zou komen en dat de wind ons autootje de lucht in zou blazen, maar dit alles werd gelukkig geen realiteit. Desalniettemin hebben we niet zo lekker geslapen en is het energiepeil niet optimaal. Het weer is daarentegen als een blad aan een boom omgeslagen: een mooie blauwe lucht, een zonnetje, geen regen en een normaal portie wind. De Hooker Valley Track die gepland stond, gaan we dus gewoon maken. Het begin van de tocht gaat door vlak, grindachtig gebied. Af en toe een stukje dalen of klimmen, maar het pad is goed te doen. Het heeft wat weg van het pad dat leidde naar de Franz Josef- en Fox Glacier. Gedurende de hele tocht hebben we zicht op Mount Cook. Een 3724 meter hoge berg. De hoogste berg in Oceanië en één van de jongste hoge bergen in de wereld. Samen met de andere bergenpartijen zorgt ze voor een indrukwekkend uitzicht. Voor we de eerste swingbridge trotseren (waar we heel snel over heen lopen aangezien er inmiddels best veel wind staat en het water woest stroomt), hebben we zicht op het Mueller Lake en de Mueller glacier. Na enige tijd volgt swingbridge 2 die zo’n 100 meter lang is, en weer een stukje verder is er ook nog een 3e brug. Het punt wat we daarna bereiken is wederom prachtig (we hebben dit woord inmiddels als zo veel gebruikt dat het misschien nauwelijks meer indruk maakt. Maar hoe noem je het dan? Fantastisch? Heel mooi? Adembenemend? Awesome? Onbeschrijfelijk? Kies er anders zelf maar één). We kijken op het Hooker Lake met de glacier achter zich. Deze gletsjer ligt op Mount Cook. We genieten van het uitzicht en schieten de nodige plaatjes. ‘Postcardphoto’s’ zoals ze hier worden genoemd. De terugweg is net nog wat winderiger. Leuk voor het schommeleffect op de bruggen. Na de wandeling zitten we nog een uurtje in de zon(!) waarna we een eindje terug rijden richting Lake Pukaki. We overnachten op weer een gratis camping met een masterlijk (he, die hadden we nog niet gehad!) uitzicht. Morgen maar het wekkertje zetten voor de zonsopkomst. Dat willen we natuurlijk niet missen.

Tip van de dag: de gratis campings hebben misschien niet altijd een even fris ruikend toilet, maar de uitzichten maken dit helemaal goed. Kamperen vinden we weer heel tof.

Foto’s

3 Reacties

  1. Sylvia Goetzee:
    4 mei 2016
    Hoi Sebastiaan en Lotte, prachtige reis en heerlijke verhalen. Fijn dat wij op afstand kunnen meegenieten.
    En inderdaad jullie zijn héél bevoorrecht! Geniet nog even. Sylvia
  2. Diny van den Berg:
    4 mei 2016
    Hoi Sebas en Lotte. Heb weer genoten, bedankt. We eten daardoor uurtje later, lekker puh!! Tot volgende week.
  3. Tineke:
    8 mei 2016
    Inderdaad ,wat zijn jullie bevoorrecht. Het lijkt me enorm moeilijk om te zeggen of iets nog mooier was dan al het andere wat jullie zagen. Alles heeft zo zijn eigen specifieke kenmerken . Maar wat een overweldigende natuur!!!!
    Ik denk dat jullie enorm moeten omschakelen als je Azië gaat ontdekken.
    Zo totaal anders !!!!
    Ik ben heel benieuwd hoe jullie dit gaan ervaren.
    Waarschijnlijk vliegen jullie aan op Bangkok?
    Mijn tip : Het eerste half uur dekking zoeken ;-)

    Ga gerust lekker door met schrijven , een onmiskenbaar schrijftalent zie ik hier ontpoppen !!!!

    P.s wij hebben ook iets nieuws ondernomen : fietsen in Twente !!!
    Mochten jullie alles nog willen verwerken bij thuiskomst is dit van harte aan te bevelen.
    Heel veel lieve groeten van ons en een heeeeel fijn weerzien met de familie.
    Super hoor !!

    JALOERSE Tineke